Stadmakerscongres 2021: Even napraten

Van de blinde vlekken die we hebben bij het ontwikkelen van de stad, tot een heuse Wateratlas, nieuwe samenlevingsvormen en meer sport in de stad. Er kwam van alles voorbij tijdens het Stadmakerscongres, dat níet over stenen ging. Nieuwe projecten, verhalen, ideeën, geluiden en inzichten. Na afloop praatten we met een aantal sprekers na.

Terwijl tientallen tourdeelnemers door heel Rotterdam trokken trapte het Stadmakerscongres maandag 14 februari af met een openingsprogramma waarin moderator Geert Maarse onder anderen met AIR directeur Barbara Luns en wethouder Bas Kurvers in gesprek ging over het themacongres Versnellen en Vertragen.

Want terwijl versnelling op urgente opgaven zoals de woningbouwproductie en de energietransitie geboden is, moeten we juist vertragen om hier samen aan te kunnen blijven werken. Het creëren van ruimte voor ontmoeting, dialoog en verbeeldingskracht terwijl de stad zich door blijft ontwikkelen, vraagt om slim samenwerken. De Rotterdamse cultuur van stadmaken kan en moet daarom juist nu productief gemaakt worden.

Foto: Fred Ernst

Cultuur, groen en water. Die drie elementen stonden centraal tijdens het programma ‘Publieke interieurs en de elementen van de stad.

Moderator Geert Maarse sprak met negen stadmakers, die elk op hun eigen manier strijden voor deze domeinen en een betere inbedding ervan in onze stad. Zoals Marco Vermeulen, die met zijn Wateratlas een ontwerpverkenning doet naar het gebruik van het water in Rotterdam en graag zou zien dat de Maas een beetje meer het Central Park van Rotterdam zou worden, in plaats van de snelweg voor beroepsvaart die het nu is. Cor Geluk, die met Little C liet zien dat kleine groeninjecties net zo waardevol zijn als de grote gebiedsontwikkelingen, en nu graag wil doorpakken met de Parkhaven. En Wilma Franchimom, die de Cutuur&Campus ontwikkelt op Rotterdam-Zuid.

‘Aán het water,’ benadrukte Franchimom na afloop van het gesprek. ‘Dus het was voor mij heel waardevol om met Marco Vermeulen en Cor Geluk aan tafel te zitten en met hen te praten over het gebruik van het water en het integreren van groen. Zowel de Wateratlas als Little C zijn voor mij bijzonder inspirerende projecten.’

Cor Geluk: ‘Wat ik graag in wilde brengen in het gesprek, is dat Rotterdam graag groot denkt als het over groen gaat: het gaat over parken en boulevards. Maar juist het kleine, fijnmazige kan enorme impact hebben. Steegjes, pleintjes, perkjes: ze doen ertoe. Wat Marco Vermeulen vertelde over de Wateratlas vond ik verstandig.’

Marco Vermeulen: ‘Cor legde de link naar de Parkhaven, wat een plek is met veel potentie, en op dit moment eigenlijk maar een beetje lukraak geprogrammeerd is. Dat is een heel goed voorbeeld, het is precies waarom ik wilde uitzoeken wat er mogelijk is op en rondom de Maas. Welke plekken we kunnen gebruiken om van de Maas minder als snelweg en meer als stedelijk gebied te laten functioneren.’

Cor Geluk kijkt terug op een waardevol gesprek: ‘In Covid-tijd ben je heel erg met jezelf bezig. Dat ‘en wat ben jij aan het doen?’ is er helemaal uit. Daarom is zo’n dag als vandaag, ook al is er geen publiek bij, heel waardevol.’
‘Wie zijn de mensen en hoe gebruiken ze hun ruimte? Dat zouden de centrale vragen moeten zijn.’

Met Christophe Cornille en Esther Heemskerk van gemeente Rotterdam en Ronald van Ombergen, directeur van Sportbedrijf Rotterdam, ging het gesprek over sport en het gebruik van de buitenruimte.

Esther benadrukte het belang van goede buitenruimte in een stad waar 90% van de inwoners in een appartement woont. ‘We willen goede groei: gezond, inclusief, circulair. Dan kom je niet weg met bouwen alleen, dan is de manier waaróp je bouwt heel relevant.’

Christophe vertelde over de waarde van een aantal vergroeningsprojecten waarbij hij betrokken was. Het rondje stadionpark, het Mijnsherenplein in de Tarwewijk en het grote effect dat een extra brug naar het Eiland van Brienenoord kan hebben. ‘Mensen kwamen ineens hun huizen uit. Om te bootcampen, te spelen met kinderen, of te wandelen met de rollator. We zagen dat buurtbewoners spontaan het groen gingen onderhouden. En dat de buurt veiliger werd, doordat er meer mensen buiten waren.’

Ronald vertelde wat het sportbedrijf doet om Rotterdammers in beweging te krijgen: ‘We stoppen veel tijd in onderzoek, om uit te vinden wat maakt dat mensen gaan bewegen. En wat we kunnen doen om daarop in te spelen. We investeren in goede voorzieningen. Zo maken we van vier verouderde gymzalen in Overschie één mooie nieuwe sporthal, en werken we aan verschillende innovatieve gymzalen in Kralingen. Maar we richten ons ook op de openbare ruimte. Van toestellen in parken tot klimwanden tegen gebouwen en sportvelden op daken.’

‘Met het sportbedrijf heb ik normaal gesproken nooit zoveel contact,’ zei Christophe na afloop. ‘Ik vond het mooi te horen dat er zoveel ambitie is.’ Esther beaamde dat: ‘Wat Ronald zei over sporten zichtbaar maken, vond ik heel interessant. Ik ben er groot voorstander van dat we het sporten veel meer zichtbaar en voelbaar maken in de stad. Dat je in het park zit en verderop dansers bezig ziet, hun muziek kunt hoort, of kinderen zien gymmen als je over straat loopt: dat werkt zo aanstekelijk!’

Foto: Fred Ernst

Theo Kemperman, directeur van de Centrale Bibliotheek, architect Zico Lopes en Kim Butter, die als vrouwelijke skater de petitie ‘Behoud Museumpark als skatespot!’ begon, spraken over wie eigenlijk in the lead zou moeten zijn, als het gaat om de inrichting van publieke ruimte: de gemeente, de ontwerper of de gebruiker.

Het pleidooi van Kim over het Museumpark, raakte haar tafelgenoten. ‘Het Museumpark zoals het nu is, is heel waardevol voor de stad,’ zei zij. ‘Een plek waar dansers, longboarders, rollerskaters, mannen ,vrouwen, queer personen, iedereen zichzelf kan zijn. Een parel. En nu gaat het op de schop, zonder dat wij, de gebruikers van het park, gehoord zijn. Dat vind ik stuitend.’

Theo Kemperman herkende zich in haar verhaal en het gevoel pas ‘op het laatst’ te worden betrokken bij plannen. ‘Helaas zijn die verhalen ook voor mij heel herkenbaar,’ zei Zico Lopes na het gesprek, in de foyer van Theater Rotterdam. ‘Het is een cultuur die veranderd moet worden. De cultuur van vak architectuur dat door een elitegroepje wordt uitgeoefend, terwijl het een dienstbaar beroep zou moeten zijn.’
‘Het begint met het bewust worden van je eigen blinde vlekken’

Lyongo Juliana van OZ architecture

De toegankelijke stad
De stad is voor ons allemaal, daar zijn we het wel over eens. Maar wie zijn ‘wij’ en ‘ons allemaal’ en zijn we zo tolerant en inclusief als we denken?

Lyongo Juliana van OZ architecture trapte het programma ‘De stad voor ons allemaal’ af met een confronterende presentatie/pleidooi over blinde vlekken. Die blinde vlekken hebben we allemaal. Als we daarvan bewust worden, helpt dat ons bij het ontwikkelen van een stad die daadwerkelijk van ons allemaal wordt, betoogt hij. ‘Je kunt participatietrajecten organiseren tot je een ons weegt, maar als je niet op de juiste frequentie bent ingetuned, loop je grote kans dingen verkeerd te interpreteren.’ Zijn punt: we denken te veel in zuilen en in hokjes en luisteren te weinig écht naar de ander. Zijn relaas ging verder dan zwart-wit en rijk-arm: ‘We ontwerpen nog altijd vooral voor gezinnen en veel te weinig voor alleenstaanden,’ zei hij onder meer.

Foto: Fred Ernst, Stad voor ons allemaal

Onder leiding van Geert Maarse reflecteerden Hermineke van Bockxmeer, concerndirecteur stadsontwikkeling, stadssocioloog Wenda Doff en Manou Huijbregts van hp architecten op het verhaal van Lyongo, aan de hand van hun eigen beroepspratijk.

Zo vertelde Wenda over het onderzoek dat ze uitvoert in opdracht van gemeente Rotterdam, naar hoe de inwoners van Rotterdam hun stad en buurt beleven. En vertelde Manou over de Rechthuislaan op Katendrecht, waar zijn bureau 130 sociale huurwoningen renoveerde en verduurzaamde. ‘De mensen aan de randen van de maatschappij vallen er makkelijk naast. Juist zíj hebben de beste architectuur nodig,’ zei hij. Hermineke gaf aan hier de komende jaren verder op te willen sturen: ‘Dat begint inderdaad met het bewust worden van je eigen blinde vlekken.’

Lyongo gaf na afloop aan tevreden te zijn met hoe zijn verhaal geland was. ‘We hebben de neiging om te vieren wat er al goed gaat. Maar geloof me, er is nog veel werk aan de winkel. Hoeveel zwarte architecten ken jij, bijvoorbeeld? Precies. Ontwerpopleidingen zijn gesloten bastions voor mensen met een migratie-achtergrond. Dat moeten we beseffen. Ik hoop dat ik met mijn betoog iets van de blinde vlekken weg heb kunnen halen. Zodat we plekken gaan ontwikkelen vanuit de vraag: wie zijn de mensen en hoe gebruiken ze hun ruimte? Dat zouden de centrale vragen moeten zijn. Altijd.’

Zo wil ik wonen
In het programma ‘zo wil ik wonen’ ging het gesprek over de toegankelijke stad verder. Want hoe ontwerpen we vitale wijken en ontwikkelen we nieuwe woontypologieën en samenlevingsvormen die aansluiten bij de behoeften van de Rotterdammer?

Moderator Dore van Duivenbode sprak met Hannan Mataich van Woonstad, Koos Kok van Bureau Massa en Dolf Aarssen van AM over de woonopgave.

Tijdens dit gesprek kwamen innovatieve projecten voorbij, die uiteenlopende groepen bedienen. Van de renovatie van sociale huurwoningen op Katendrecht en de ontwikkeling van CPO-project Over Maas op Zuid tot de luxe Toren van Babel in het Lloydkwartier, waarvan de appartementen voor zeven, acht ton over de toonbank zijn gegaan. Deze drie projecten bedienen elk een andere doelgroep en zijn alle drie op hun eigen manier van waarde voor de stad.

Dolf van AM sprak na afloop van een interessant gesprek. ‘Wat sterk naar voren kwam was het belang van het vormen van nieuwe coalities.  We maken de stad met elkaar, we doen het samen. Dat maakt het ook zo leuk om aan Babel te werken.

‘Dingen ontstaan, als er maar ruimte is.’

Tijdens de tweede ronde schoven Ruth Höppner van de Veldacademie, kunstenaar Melle Smets en Endry van Velzen van De Nijl Architecten aan. Aan tafel deelden ze hun ervaringen met het werken aan vitale wijken en de waarde van inspraak. Endry vertelde over de werkgroepen en wandelingen die zijn bureau organiseert door wijken, om het gesprek met bewoners aan te gaan over de plussen en minnen die zíj ervaren in hun wijk. Ruth vertelde over de methode waarmee de Veldacademie de gemeente inzicht geeft in de waarde die inwoners hechten aan buurten en gebouwen in hun stad.

Er werd met veel interesse geluisterd naar Melle Smets, die vertelde over het Huis van de Toekomst in BospolderTussendijken: een team van kunstenaars, Rotterdamse professionals en buurtbewoners denken hier samen na over de wijk ná de energietransitie. Buurtbewoners hebben hier samen een lokale energiehub gecreëerd. Ze bouwden onder meer een grote oven voor gezamenlijk gebruik in de tuin, waar ze samen brood bakken en samenkomen.

‘Heel inspirerend,’ noemde Dolf van AM het verhaal van Melle na afloop. ‘Een goed voorbeeld van hoe je samen de stad maakt. Dingen ontstaan, als er maar ruimte is. Er gebeurt veel in Rotterdam en er valt veel van elkaar te leren. Ik ga nu in elk geval naar huis met weer van alles om over na te denken.’

 

Een korte sfeerimpressie van het Stadmakersfestival
Alle programmas zijn opgenomen en hier terug te zien.