Energietransitie op wijkniveau: “De gemeente dendert door”

Foto: Frank Hanswijk

Vóór 2050 moet Rotterdam fossielvrij zijn en dus heeft de gemeente haast met de energietransitie. Begrijpelijk, vindt de Rotterdamse duurzaamheidsarchitect Corine Erades, maar voor burgers die bij willen dragen aan een nieuwe stedelijke energievoorziening, is het tempo wel erg hoog. Kunnen bewoners nog wel meedoen en waar zitten de haken en ogen?

Corine Erades (Synopel Architecten) is een idealist, maar verwacht van haar geen idealistische verhalen of dromerige vergezichten. Tussen haar en de ideale wereld staan systemen in de weg en praktische bezwaren. Ze heeft al heel wat hordes genomen, de afgelopen tien jaar, en er komen er nog heel veel aan. “Soms denk ik wel even, nu eerst even een wijntje”, gniffelt ze als we aan het eind van het gesprek de voortgang van de energietransitie evalueren.

Onze energievoorziening behoort in handen te zijn van de burgers, vindt ze, en niet in die van buitenlandse bedrijven. Ze richtte samen met haar buurtbewoners een energiecoöperatie op: coöperatie Blijstroom, maakt verduurzamingsontwerpen voor Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) en geeft in het hele land cursussen en trainingen aan VvE’s die hun gebouw willen verduurzamen. Ik spreek met haar omdat zij als geen ander de uitdagingen heeft leren kennen die je als burger tegenkomt als je zelf, als lid van een VvE of energiecoöperatie, wilt verduurzamen. En dat zijn er nogal wat.

Foto: AIR, achterkant Hoogstraat

VvE’s
De afgelopen jaren richtte ze zich vooral op de woongebouwen in collectief eigendom. VvE’s dus. De helft van de bestaande woongebouwen in de stad is immers in eigendom van VvE’s. Al doende ontdekte ze dat het bijzonder ingewikkeld is om de verduurzaming van een gebouw in collectief beheer juridisch, financieel en qua besluitvorming rond te krijgen. “Je zult de kosten en baten van een verduurzamingsplan eerlijk moeten verdelen. Als je een vloer gaat isoleren of een dak, dan hebben de mensen die boven of onder wonen daar direct financieel profijt van, de rest niet. Een belegger heeft geen direct financieel belang om te isoleren, de huurder wel. En niet iedereen is in staat om een investering te financieren”.

En je verdient investeringen in een gebouw niet meteen terug. “Staar je niet blind op één isolatiemaatregel. Als je het hele gebouw grondig aanpakt, heb je de komende vijftien jaar geen oplapwerk meer. Je krijgt er een betere woning voor terug, met meer comfort, een gezond binnenklimaat. Benut de urgentie van de energietransitie dus voor het verbeteren van de bestaande stad. Ons motto is: over honderd jaar bestaat de stad uit gebouwen die er nu al staan”.

Foto: AIR, Hoogkwartier

De regelingen vanuit de overheid blijken lang niet altijd toegesneden op de vaak rommelige bestaande bouw. “De regels voor financiering en subsidie passen niet goed bij bestaande bouw. Een rechthoekig doosje kun er je goed mee beoordelen, maar de gebouwen zijn geen rechthoekig doosje. Die hebben inspringende geveldelen, balkons of terrassen. De RvO beoordeelt bijvoorbeeld een balkon dan als een dak, en strikt genomen is dat balkon iemands dak in dat gebouw, maar het is ook een balkon en als ik daar net zo dik ga isoleren als op een dak, dan kunnen die mensen niet meer naar buiten. Het klinkt stompzinnig, maar hierdoor kom je dus niet in aanmerking voor een subsidie, ook niet als je compenseert op andere plekken in het gebouw. Dat proberen we nu te veranderen, maar daarvoor moet je langs de minister. Zo is er elk jaar wel weer iets waar we tegenaan lopen”.

Het zijn maar enkele voorbeelden van de talloze die Erades kan benoemen. Het laat zien dan verduurzaming op dit niveau een taai proces is waar je je als particulier nauwelijks doorheen kunt bijten. “Het gaat de goede kant op, maar te langzaam. We zijn het wiel aan het uitvinden. Mensen zijn bereid er tijd en energie in te steken. En dat is ook nodig”.

Energie als ruimte
In de publicatie Energie en Ruimte, uitgegeven door Vereniging Deltametropool, wordt de energietransitie als een ruimtelijk vraagstuk neergezet. Energie kost immers ruimte. Véél ruimte: je moet de energie ergens winnen, ergens naartoe transporteren, je hebt er voorzieningen voor nodig die ergens moeten staan. En ruimte is schaars.

Foto Frank Hanswijk, Botlek (Spijkenisse)

Op alle niveaus is energie ruimte, zegt Erades. “Niemand wil een windmolen in de eigen achtertuin. Maar als we energieonafhankelijk willen worden, zullen we toch aan windmolens en zonneparken moeten wennen. Anders wordt het een kolenmijn of bruinkoolmijn in een ander land, of biomassakap. Daar merken we zelf minder van, maar heeft daar wel impact op de leefomgeving.”

Niet alleen op landelijk niveau, ook op de schaal van het gebouw is energie een ruimtelijk vraagstuk. “Zonnepanelen en warmtepompen hebben een plek nodig. Je afgiftesysteem voor ruimteverwarming, buffervaten, accu’s: het moet ergens staan – en denk niet dat je buurvrouw blij wordt van een warmtepomp op je balkon.” En je legt ook beslag op de ruimte in het energienetwerk zelf. “Als je heel veel elektriciteit gaat gebruiken, veroorzaak je een piekbelasting op het elektriciteitsnet. En als je niets doet met de opbrengst van je zonnepanelen voor de meter, veroorzaakt die ook een piekbelasting. Nu gaat het nog goed in Zuid-Holland, maar in de rest van Nederland niet. Wat je beslist als VvE heeft dus impact op de ruimte van anderen.”

Foto: Frank Hanswijk

Haast
Erades heeft tot nu toe vooral gewerkt op het niveau van het gebouw. Nu stort ze zich op wijkniveau. Want op het schaalniveau van de wijk of stad kun je efficiënter met energie en ruimte omgaan. Maar dan kom je in het vaarwater van gemeenten en andere overheden. Dat zie je goed bij de ontwikkeling van het warmtenet. Daar is de gemeente mee bezig en ook energiecoöperaties zoeken naar manieren om de warmtevoorziening op wijkniveau te organiseren. “De gemeente wil – begrijpelijkerwijs – een oplossing voor de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Dat is een warmtenet. Maar dat is alleen voordelig als iedereen erop aansluit. Het huidige warmtenet draait op restwarmte van de afvalverbranding op de Maasvlakte. Dat kan ook afval zijn uit Napels. Het is geen nutsvoorziening, maar in handen van internationaal opererende bedrijven”. Energiecoöperaties proberen alternatieven te ontwikkelen op wijkniveau.

“Dan gaat het niet over zonnepaneeltjes op het dak leggen, maar over eigenaarschap over je energievoorziening en de vraag wie daaraan mag verdienen. Ik vind: de winst moet teruggaan naar de wijk, niet naar Japan. Anders worden we een stelletje schapen”.

Maar het lukt lokale energiecoöperaties nauwelijks om het tempo van de gemeente bij te benen. “Op plekken waar de gemeente nu begint, lopen burgers achter de feiten aan. De gemeente dendert door. Die moet in 2050 klaar zijn. In Prins Alexander heeft de gemeente een aanbesteding gedaan voor een warmtenet in Prins Alexander. De lokale energiecoöperatie bestaat pas net en kon niet op tijd aanhaken en meedoen aan de tender. Dat is een les voor de burgers in de rest van de stad: schiet op, want als je niet mee kunt doen aan zo’n tender, ben je te laat”.

Foto: Frank Hanswijk

Stoom en kokend water
Eenvoudig zal het niet zijn om de warmtevoorziening uit de wijken aan te laten sluiten op het warmtenet dat de gemeente nu laat uitrollen. “Het huidige warmtenet werkt op hoge temperaturen. Er wordt water van 120 graden, stoom, door geïsoleerde pijpen naar de stad gepompt. Dat landt als toevoerwater op 90 graden ergens in de stad. Zo’n hoogtemperatuurwarmtenet is lastig om aan te passen”. Energiecoöperaties willen liever een lagetemperatuurwarmtenet. “Dat is veel efficiënter, want als je water op hoge temperatuur transporteert, verlies je veel warmte. Vanuit de wijk wil je liever werken met water van 50 of zelfs 15 graden. Dat warm je op naar 30 graden met een warmtepomp. Daar kun je prima je huis mee verwarmen”.

Het vraagt een enorme inspanning, die veel vraagt van particulieren. “Je zult goed moeten weten wat de energiepotentie is van jouw wijk. Kun je warmte oogsten van daken en gevels? Is er veel oppervlaktewater? Is er warmte uit het riool? Je zult alles door moeten rekenen en snappen en alle belanghebbenden aan tafel moeten krijgen. Je zult in onderhandeling moeten met het warmtenet wat er al ligt, dus met Vattenval of Eneco (Mitsubishi), om reservewarmte te organiseren. Dat is een heel ander proces dan de gemeente nu doet en moet doen. De gemeente handelt vanuit urgentie en is geneigd het met grote bedrijven op te lossen en daarna komen ze pas bij de burger. Het zijn gewoon twee krachten in het veld die nu nog een totale mismatch zijn”.

Bijna vijf jaar duurde het, voor het coöperatie Blijstroom lukte om een eerste zonneveld aan te leggen. Een beetje wind mee zou geen overbodige luxe zijn, als we willen stimuleren dat burgers bijdragen aan de energietransitie en zich er verbonden bij blijven voelen.

Workshop Ruimte en Energie
Op het Stadmakerscongres geeft Corine Erades een presentatie bij de workshop Ruimte en Energie. “We kijken met een energiepotentiebrilletje naar de eigen wijk. Wat kun je met water, lucht, dak en gevel? Ik beloof je: mensen die deze workshop hebben gevolgd gaan met heel andere ogen door hun eigen wijk lopen!”

Meer weten over de energietransitie op wijkniveau?
Corine Erades geeft cursussen aan VvE’s. En je kunt ook de energiecoöperaties in de gaten houden in de stad. Er zijn er inmiddels vijf in Rotterdam: Delfshaven Energie Coöperatie, Alex Energie in Prins Alexander, de Middellander, Energie Coöperatie Rozenburg en Blijstroom.