De veerkracht van de tussenruimte

Rotterdam gaat flink bouwen de komende jaren. Als alle plannen doorgaan zullen gebieden als Merwe Vierhaven en Feyenoord City onherkenbaar transformeren. Wat is de impact van deze grootschalige ontwikkelingen op nabijgelegen wijken zoals Hillesluis? Frank van Wijngaarden en Carolien Hoogland denken vanuit verschillende rollen na over deze vraag. AIR sprak met ze over veerkrachtige wijken en veerkracht als kunnen schakelen tussen uitersten.

 

Hillesluis is een wat minder bekende focuswijk op de Zuidoever, pal naast de wijk Bloemhof. Je kent de wijk misschien van de winkelstraat Beijerlandselaan en de Groene Hilledijk. Of misschien ken je het wijkje van de Essalam Moskee, die in de noordelijke punt van de wijk ligt. Ten oosten wordt Hillesluis begrensd door het spoor en rangeerterrein van Rotterdam Stadion en vlak daarachter ligt de Kuip en dus straks, als de plannen doorgaan, de gebiedsontwikkeling Feyenoord City.
Het contrast tussen deze twee gebieden kan haast niet groter zijn. Wat heeft Hillesluis nodig om mee te kunnen veren met deze grootstedelijke ontwikkelingen?

Disclaimer

Carolien Hoogland, stadspsycholoog en als stadmaker onder andere betrokken geweest bij Mooi, Mooier Middelland, en nu aan de telefoon omdat ze als onderzoeksdocent betrokken is bij de studio van de Rotterdamse Academie voor Bouwkunst (RAvB) over Hillesluis, geeft meteen een disclaimer bij ons gesprek: “Ik vind het een moreel dilemma: hoeveel kun je ergens hoog over praten als het eigenlijk over mensen gaat. Ik kan er allerlei leuke stickers opplakken zoals gentrification en inclusiviteit en dergelijke. Maar het is net als met duurzame ontwikkeling: het komt uit de koker van mensen die heel erg over dingen nadenken, maar het is niet echt de ‘gewone man in de straat’ die dat dan beleeft of doorleeft, die heeft niets met die labels. Wie ben ik om hier iets over te zeggen of te vinden? Je zit er altijd gekleurd in, het is heel belangrijk om die kleur te bekennen.”
Het is een interessante opening van ons gesprek, want ook Frank van Wijngaarden begint met zo’n disclaimer. Van Wijngaarden is gebiedsprojectmanager voor de wijken Hillesluis en Bloemhof en is net als Hoogland docent bij dezelfde studio van de RAvB. In ons gesprek is hij zich zeer bewust van de dubbele rol die hij heeft. Die van gemeenteambtenaar, vormgever van vastgesteld beleid, en die van docent die studenten juist moet uitdagen buiten de lijntjes te kleuren. Van Wijngaarden: “Het is een moeilijke combinatie, want je hebt twee petten op je hoofd, maar wel een interessante combinatie: studenten hebben toch meer ruimte om fouten te maken en creatieve oplossingen te zoeken, zo’n studio is een soort laboratorium. Ik ben in de eerste plaats gebiedsprojectmanager voor Hillesluis, maar de ideeën uit de studio helpen me om bepaalde besluiten voor te leggen en intern en extern gesprekken te voeren.”
Geert Teisman, professor bestuurskunde aan de Erasmusuniversiteit, noemt dat ambidextrie: tweehandigheid. Van Wijngaarden: “Niet iedereen hoeft tweehandig te zijn, maar we zouden dat meer moeten doen. Het Stadsmakerscongres is ook zo’n voorbeeld waarin de gemeente participeert en opgaves neerlegt en vervolgens het gesprek aangaat met andere stadmakers. Elk jaar worden we daar beter in. Eigenlijk moet zich dat niet beperken tot één moment in het jaar. Het is een manier van werken en die manier moet gewoon onze reguliere manier van werken worden.”
Hoogland deed er onderzoek naar: welke eigenschappen en vaardigheden hebben stadmakers nodig om goed met elkaar aan de stad te werken? Haar conclusie: succesvolle stadmakers hebben een breed bereik en hebben zowel vaardigheden die meer bij de ‘echte’ wereld horen en vaardigheden die nodig zijn in de ‘systeemwereld’. Een vraagstuk met humor en speelsheid benaderen maar ook serieus kunnen zijn. Autonoom kunnen handelen maar ook volgens de regels. Kunnen improviseren maar ook plannen. Goede stadmakers beheersen beide kanten. Werken aan een veerkrachtige wijk vraagt dus juist mensen die zelf veerkrachtig zijn en kunnen schakelen tussen uitersten.

Wooncarrière

Het lijkt me een goed uitgangspunt voor elke stadsmaker: je rollen helder maken en ook een zekere mate van bescheidenheid daarbij hanteren. Dus ik wil jullie juist graag bevragen over jullie ideeën over Hillesluis, al was het maar omdat jullie er vanuit jullie verschillende rollen al meer en langer over hebben nagedacht dan de meeste andere mensen op het Stadmakerscongres. Maar laten we beginnen bij het begin: wat voor een wijk is Hillesluis eigenlijk?

Van Wijngaarden, met de pet van de ambtenaar op: “Hillesluis is onderdeel van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) en dat programma draait om wonen, werkgelegenheid en scholing. De wijk scoort statistisch laag op bijna alle parameters van de wijkmonitor: werkgelegenheid, inkomen, veiligheid, opleiding, veiligheidsgevoel. Dat daar een opgave ligt, is duidelijk. Tegelijkertijd valt het me op dat Hillesluis eigenlijk tot voor kort weinig aandacht kreeg, misschien omdat Hillesluis altijd laag scoort maar nooit het laagst.”
“Vanuit gebiedsontwikkeling ligt de nadruk in Hillesluis net als in veel alle andere focuswijken op het wonen en op het creëren van aantrekkelijke en diverse woonmilieus. Een van de dingen die je in Hillesluis ziet is dat het woonaanbod vrij eenzijdig is. Zo zijn er relatief weinig grondgebonden gezinswoningen, terwijl de bevolking wel jong is. Jonge gezinnen die opgegroeid zijn in Hillesluis en die zich ook verbonden voelen met de wijk vertrekken nu vaak naar randgemeenten als Spijkenisse en Barendrecht. Een ander aandachtspunt is dat er weinig appartementen zijn met liftontsluiting, terwijl er wel een oudere bevolking is. De diversiteit van de bevolking is dus veel groter dan het aanbod van woningen in de wijk.”

Aandacht

En nu komt daar achter die wijk Feyenoord City te liggen en ten noorden van Hillesluis het woongebied Parkstad. Een groter contrast is misschien niet denkbaar. Wat gaan die grote gebiedsontwikkelingen betekenen voor de wijk?
Hoogland: “Ook zonder grootstedelijke ontwikkelingen zoals Feyenoord City is het waard om zo’n wijk liefde en aandacht te geven. Als je dat niet doet en je gaat daarnaast een grote dure wijk uit de grond stampen dan creëer je een tegenstelling. Ik denk niet per se dat zo’n ontwikkeling slecht is voor die volkswijk. Maar als er nou toch zoveel geld geïnvesteerd wordt, kunnen we wel kijken of we de omliggende gebieden daarop mee kunnen laten liften en zorgen dat we minder segregatie inbouwen. Laten we zorgen dat de prachtige buitenruimte die we maken vanuit de verschillende wijken goed toegankelijk zijn en niet alleen vanuit de dure nieuwe sjieke wijk. En ook: je creëert heel veel werkgelegenheid, je zou mensen die er al wonen voorrang kunnen geven op de banen.”
Van Wijngaarden: “Drie jaar geleden was het nog heel lastig om middelen en aandacht te krijgen voor dit soort gebieden, maar door grootstedelijke ontwikkelingen als Feyenoord City zie je dat er opeens veel meer aandacht voor komt. Dat kan in elk geval de snelheid waarmee plannen zich kunnen doorzetten vergroten. Een andere kans: mogelijk komt er een nieuw Sprinterstation bij Feyenoord City. Dat is een voor de wijk heel belangrijke bijkomstigheid van zo’n voetbalstadion. Een treinstation zorgt ervoor dat mensen naar de wijk kunnen komen en dat mensen uit de wijk makkelijker in de regio werk kunnen vinden”.

Verbinden in de tussenruimte

Als je geen tegenstellingen wilt creëren, zul je gebieden, en dus mensen, met elkaar moeten verbinden. Wat is er volgens Van Wijngaarden en Hoogland nodig om die gebieden op een goede manier op elkaar te betrekken?
Van Wijngaarden: “We zijn met de studenten op excursie geweest naar Brussel en vlak naast de wijk Molenbeek vindt daar ook een grote gebiedsontwikkeling plaats (Thurn & Taxis). De verbindingen tussenbeide zijn marginaal. Dat is wat mij betreft een doemscenario. Het is belangrijk om verbindingen te leggen tussen Hillesluis en Feyenoord City, met name fijnmazige verbindingen voor voetgangers en fietsers. MVRDV denkt bijvoorbeeld na over manieren om het spoor te overkluizen. Met dat soort langzaamverkeerverbindingen kunnen bewoners van Hillesluis gebruikmaken van alle voorzieningen in Feyenoord City, zoals de sportvoorzieningen, werkgelegenheid, openbaar vervoer, de parken. Maar ook andersom: het zou heel fijn zijn als de bewoners van de omliggende nieuwbouwwijken (Feyenoord City, Parkstad, Stadionpark) op de Beijerlandselaan komen winkelen en niet alleen binnen een geïsoleerde cocon hun dagelijkse boodschappen doen. “
In de studio werd met name nagedacht over de vraag hoe je mensen met elkaar verbindt, betrekt bij het maatschappelijk leven. Wat zijn goede ontmoetingsplaatsen? En wat is dat eigenlijk, goed ontmoeten?
Van Wijngaarden: “Ik ben zelf toen ik kinderen kreeg verhuisd naar een wijk in een gezinswoning, in een straat met andere jonge gezinnen. Veel mensen vinden het prettig om in een milieu te wonen waarin je dezelfde behoeften hebt en dezelfde rust zoekt. Dat roept de vraag op: wat is de juiste korrelgrootte voor diversiteit en menging. Ik denk dat het belangrijk is dat je in een wijk plekken hebt waar iedereen elkaar ontmoet en dat je plekken hebt waar sommige mensen elkaar ontmoeten. Dus dat je speelt met de mate waarin een plek openbaar is of niet.”
“In Brussel kwamen we een mooi voorbeeld tegen. In de voormalige Bellevuebrasserie waar vroeger de biertjes werden gebrouwen is nu een werkplaats gerealiseerd – een combinatie van hotel, restaurant en biologische winkel – en daar worden werkplekken geboden voor mensen uit de omliggende wijken met een afstand tot de arbeidsmarkt. En op het omsloten binnenterrein van die brasserie hebben ze 1500m2 stadsmoestuin gemaakt, waar vooral wordt gewerkt door mensen met een psychische beperking. Die durfden daar te komen omdat er een zekere mate van bescherming was. Dus om een inclusieve buurt te maken heb je soms ook exclusieve plekken nodig.”
“Als iets voor iedereen is, is het ook voor niemand. Ik vind het belangrijk dat er ook plekken zijn met identiteit die bepaalde groepen zich toe-eigenen en waar ze dus ook zelf zorgen voor programmering en levendigheid. Dat kun je niet afdwingen maar je kunt het wel mogelijk maken. Wat ik ook belangrijk vind is dat die plek niet exclusief voor die doelgroep wordt. Dat ze poreus worden.”
Hoogland, die inmiddels praktijkspecialist in de tussenruimte genoemd mag worden: “Zachte overgangen zijn heel cohesiebevorderend. Als je een hele harde overgang hebt tussen privé en publieke ruimte – je gaat naar huis, doet de deur dicht – ben je onzichtbaar geworden. Maar als je zorgt voor een aantrekkelijke geveltuin of voortuin, dan ken je eigenlijk een stukje van de buitenruimte toe aan het huis van de bewoner. Die kan daarmee doen wat hij wil: een bankje neerzetten of bloempot bijvoorbeeld. Daarmee trek je een stuk van de identiteit van de binnenruimte naar buiten en die wordt zichtbaar voor anderen. Dat betekent dat mensen zelfs als ze er niet zijn, zich toch laten zien aan hun buren. Maar de ruimte is niet privé, andere mensen houden zich daar ook op, ze lopen langs en raken met elkaar aan de praat. Dat zijn gezonde ontwikkelingen.”
Hoogland: “Je kan met deze principes ook de kwaliteit van de publieke ruimte verbeteren. Naast speeltoestellen ook zitjes voor de mensen, genoeg schaduw, zelfs een beetje horeca. Het gaat erom niet alleen ruimte voor het verkeer te bieden, voor komen en gaan, maar ook verblijfskwaliteit. Dat draagt bij aan sociale cohesie. Ik vind als persoon sociale cohesie heel erg belangrijk, ik denk dat het heel gezond is als mensen elkaar kennen en tegenkomen. In eerste instantie om niet alleen te zijn, in tweede instantie om relaties aan te kunnen gaan met elkaar. En in uiterste instantie ook om je samen te organiseren, al is het maar voor de kinderopvang maar eventueel óók politiek, en om te zorgen voor plekken waar je van elkaar kunt leren en nieuwe kansen voor werk kunt genereren. Dat is een idealistisch verhaal maar ik geloof er heel erg in dat dit heel belangrijk deel is van een samenleving. “
Is er eigenlijk wel genoeg ruimte in Hillesluis om die tussenruimte te ontwikkelen?
Van Wijngaarden: “Ik denk dat het ook een zoektocht is naar nieuwe woonvormen en nieuwe woontypologieën, maar niet op een schaal van honderden woningen maar eerder op een schaal van tientallen woningen. Dat zal de komende jaren de zoektocht zijn in Hillesluis: waar zet je de speldenprikjes? Het kan zijn dat je ergens een bijzondere kwaliteit wilt versterken, maar er kan ook een heel specifiek sociaal of bouwtechnisch probleem zijn dat aanleiding geeft om gericht iets te doen.”

Stadmakers

Genoeg aanleiding dus om met een brede groep stadmakers mee te denken over de toekomst van Hillesluis.
Hoogland: “De interessante vraag is: wie zijn de stadmakers en wie zouden de stadmakers moeten zijn? Het leuke is dat we net uit een crisis komen waarin mensen die stadmaken zichzelf opnieuw hebben uitgevonden en veel meer de stad in zijn gegaan. Ontwerpers, beleidsmakers, onderzoekers zoals ik. Die gingen plekken bedenken en claimen en zijn zich stadmaker gaan voelen. Nu de crisis voorbij is komen de belangen toch weer bij het geld te liggen, want als er geld is heb je geld om plekken op te kopen of te claimen of om daar grote gebouwen neer te zetten. Waar de casus in Hillesluis volgens mij over gaat is dat je zou willen dat de mensen die daar wonen zelf de makers van Hillesluis zijn. Niet iedereen hoeft mee te doen, maar ik zou willen dat bewoners en hele slimme en gave creatieve ontwerpers samen kunnen bouwen aan de stad. Dat is voor mij een soort emancipatiebeweging in urban planning en stedenbouw. Daarom zitten we ook niet in de studio: we willen echt op locatie zijn. Want het thema van onze studio is inclusiviteit. Dus kom maar naar ons toe, want het gaat over deze wijk.”
Praat door over veerkrachtige woonwijken
09.00 – 10.15 uur
Expositie veerkrachtige woonwijken
10.30 – 12.00 uur Werkplaats veerkrachtige woonwijken met de Veldacademie, met casussen Hillesluis en Bospolder-Tussendijken
14.00 – 17.00 uur Expositie: Zuid op komst. Verhalen uit de buurt en van bezoekers, met Frank van Wijngaarden, Laurens Boodt en Carolien Hoogland en de studenten van de RAvB.